Opgepast voor occasies met te kleine motoren
"Binnen de autobranche hoor je vaak gemopper. Technici blikken nog weleens met heimwee terug naar de probleemloze 4- en 6-cilindermotoren van weleer", vertelt technisch expert Marco den Hertog op de Nederlandse website AutoWeek.nl. Hij verwijst naar een technologische tendens die ongeveer 20 jaar geleden de kop op stak.
Autofabrikanten begonnen meer en meer te schaven aan de cilinderinhoud van hun motoren, om op die manier het theoretische verbruik en dus de CO2-uitstoot terug te dringen. Dat was goed voor de totale uitstoot van de verkochte vloot, en de consument zag bovendien de verkeersbelasting zakken. Het gebrek aan longinhoud werd gecompenseerd door drukvoeding toe te passen, oftewel turbo's. Die fitnesskuur betekende extra mechanische belasting voor de componenten van de motor, waardoor de levensduur mogelijk verkort.
"Auto's worden niet meer gebouwd om eindeloos te blijven doorrijden. Een occasion met downsizemotor die meer dan 200.000 kilometer heeft gedraaid? Meteen laten staan", aldus keurmeester Joep Schuurman op AutoWeek.nl.
Van 2 naar 1,4 liter
Een populair model als de VW Golf was begin deze eeuw, toen de vijfde generatie op de markt kwam, bijvoorbeeld verkrijgbaar met een atmosferische 1.4, 1.6 en 2.0, met vermogens van 75 tot en met 150 pk. Mettertijd werden die motoren vervangen door een 1.4 met turbo, en in sommige gevallen ook nog eens een mechanische compressor erbovenop, die tussen de 122 en zelfs 170 pk genereerde. Verschillende versies van die motoren, waaronder die met dubbele drukvoeding, zijn gekend om hun beperkte levensduur.
Ook andere autobouwers vervingen in de jaren 00 en 10 hun atmosferische motoren stelselmatig door kleine turboblokken, met soms niet meer dan 1 liter longinhoud. Deze werden gemonteerd in modellen als de Ford Mondeo, die voordien niet te krijgen waren met minder dan 1,6 liter.
Ook Renault, PSA (deel van het huidige Stellantis), BMW, Mercedes en Fiat brachten kleine turbobenzines in omloop. Die laatste zelfs een tweecilinder van 0,9 liter, die in theorie erg zuinig was. In de praktijk bleek het verbruik stelselmatig veel hoger. Bij PSA zijn de problemen met de 1.2-Puretech-motor algemeen bekend.
Hetzelfde deden vele autobouwers met dieselmotoren. Die hadden al langer een turbolader, maar kregen vaak nog een tweede exemplaar erbij, om het vermogen nog te vergroten. Die turbo's zijn kwetsbaar, en zeker wanneer de motoren te vaak koud rijden, zijn daarnaast ook verwante componenten als EGR-kleppen of roetfilters gevoelig voor defecten, met bijhorende dure reparaties.
Olieverbruik
"Bij moderne motoren wordt het weer als heel normaal gezien dat ze olie gaan verbranden", vult den Hertog aan. Een te hoog olieverbruik bij benzinemotoren is slechts een van de vaak voorkomende problemen bij veel motoren die qua cilinderinhoud niet voorzien zijn op het formaat en gewicht van de auto die ze moeten aandrijven. Ook oververhitting, defecten aan de distributie, interne vervuiling, versleten lagers en kapotte turbo's zijn veel voorkomende problemen.
Schuurman geeft het advies om geen tweedehandswagen te kopen met een zogenaamde downsizemotor die meer dan 200.000 kilometer heeft gedraaid. "Spaar nog even door en ga op zoek naar een exemplaar dat veel minder kilometers op de klok heeft."
Een bijkomend probleem is het onderhoudsinterval. Om het hun klanten zo gemakkelijk mogelijk te maken en om de theoretische onderhoudskost zo laag mogelijk te houden, schreven fabrikanten soms intervallen van liefst 30.000 kilometer voor, wat behoorlijk risicovol is. Bij gevoelige motoren biedt een volgens die richtlijnen ingevuld onderhoudsboekje soms onvoldoende garantie om probleemloos enkele honderduizenden kilometers te kunnen werken.
Het advies luidt hoe dan ook om waakzaam te zijn bij aankoop van een tweedehandswagen. Zeker bij een hogere kilometerstand is het belangrijk om de onderhoudsgeschiedenis minstens nauwlettend te bekijken, en idealiter geen stevig opgefokte motor te kopen die al veel kilometers ‘in de benen' heeft. De aloude Amerikaanse boutade ‘there's no substitute for cubic inches' (‘er is geen alternatief voor cilinderinhoud') geldt over het algemeen nog steeds. Gezond boerenverstand zegt dat een motor met veel vermogen uit een kleine longinhoud zelfs bij gemiddeld gebruik zwaarder op de proef wordt gesteld dan goed is.
Bron www.gocar.be
« Retour